maandag, december 31, 2007

Winterlicht bij Maarsseveen

Trekgaten en plas, zondag 30 december 2007

Het water voelt traag, bijna onwillig om mij wat snelheid te geven op deze allerlaatste zondagmiddag van 2007. Of komt het door de lagen kleding onder mijn kanojack? Met nog een spatzeil en zwemvest voel ik met net een Michelin mannetje en niet bepaald flitsend en snel. Ik vaar in een gebied dat ik ken als mijn broezak: de Trekgaten en de Maarsseveense plas bij het clubhuis van de UKC, mijn kanoclub.

Op de weg langs de sloot lopen een man en een vrouw met dikke jassen en mutsen te wandelen. Toch is het niet echt koud en er breekt een lage zon door de wolken. Een week geleden werd er nog geschaatst aan de overkant van Molenpolder, maar in de sloot is nu alle ijs verdwenen.


Net voor het begin van de Trekgaten vaar ik toch nog langs een ijsvlies dat bijna een kwart van het water bedekt. Door de beweging van mijn kano maakt het ijs een geluid als een zacht ritselend stuk aluminiumfolie.


Als ik de Trekgaten invaar verandert de kleur bijna abrupt. Hier geen groen meer, want er groeit bijna nergens gras of groenblijvende bomen of struiken. De kleuren die overheersen zijn allerlei varianten van zwartgrijs en bruin met af en toe bleekgeel of bruinig oplichtend riet.


Een legakker met een rij witte berken vormt een contrast. Verderop steken silhouetten van bomen en oeverbegroeiing scherp af tegen de lucht.


Op landjes met een steiger of zomerhuisje heeft de menselijke hand soms iets groenblijvends geplant: een grasveldje, rododendrons of een paar coniferen. In de zomer valt dat nauwelijks op, maar in de winter springt dat duidelijk naar voren als een begroeiing die eigenlijk niet thuishoort in dit gebied.


Het water is ontoegankelijk donker of weerspiegelt het lage zonlicht. Waterplanten zijn er weinig. Veel minder dan in de zomer heb ik de neiging om te zoeken naar de wuivende vormen en groenschakeringen onder water. Soms drijft ergens onder het oppervlakte een tros waterleliestammen, een beetje geheimzinnig, dreigend bijna, als een verzameling bleke botten.


Na de doorgang bij het eerste zomerhuis is het water ineens bedekt met een laag ijs dat onverwacht dik is. Alleen vlak langs de oever half onder de overhangende takken van de elzen is het open. Ik riskeer geen gebroken peddelblad door te proberen het kapot te slaan. Aan de takken langs de ijsrand trek ik me voort tot ik weer in open water ben.


In een smalle doorgang kom ik onverwachte kleureffecten tegen. Dichte begroeiing met dunne donkerrode twijgen in heftig contrast met het bleke riet. Ik ken de naam niet maar het groeit op meer plaatsen in de Trekgaten en geeft een heel opvallend beeld, ook in de zomer.


Even verderop een paar zeldzaam stukjes groen riet (of is het zegge?) en takken als wilde heksenvingers van een omgevallen boom die half in het water ligt.


Het water bij de gezonken roeiboot, die je pas ziet als je er bijna overheen vaart, is door een ijslaagje niet te bevaren. Ik ga linksaf naar de strook met de zomerhuisjes. Ze liggen er allemaal verlaten bij. Het rode huisje is mijn favoriet.


In de zomer zwaai ik meestal als ik er iemand buiten zie zitten. In het winterseizoen gebruik ik soms het steigertje om even te pauzeren. Ik leg er aan en haal mijn thermosfles met thee tevoorschijn.


Het wordt al wat later en de lucht trekt dicht met een grijs pak wolken, waar de lage zon onderdoor schijnt. Op de terugweg is de kleur nog meer weggetrokken uit het landschap. De oevers worden coulissen in vlak grijsbruin of zwarte silhouetten.


Het contrast wordt geaccentueerd door twee witte zwanen die met nerveuze geluiden voor me uit zwemen. Waarschijnlijk zijn het jonge zwanen die nog niet goed weten hoe ze deze indringer in hun domein moeten beoordelen.

Ik bewonder ze om hun vermogen schijnbaar moeiteloos en spierwit rondzwemmend in dit watermilieu te overleven. Even later trekt een groep wegvluchtende waterhoentjes een spetterend zilver spoor over het water.


Ik vaar de trekgaten uit en door de lange verbindingssloot naar de Maarsseveense plas. Het licht is grijs geworden, maar op het moment dat ik de plas opvaar opent zich de ruimte en lijkt het meteen ook veel lichter te worden.


De zon staat net boven de andere oever, zakt onder het grijze wolkenpak uit en zet de plas in een fel licht. De rietpartijen langs mijn oever lichten geel op alsof er een spotlicht op gezet is.


Dit zijn de mooiste momenten op de plas en ik kan het niet laten om nog even door te varen tot bijna aan het einde van de plas. Het riet dat oplicht in de lage zon is adembenemend.


Ik vaar terug naar de kanosteiger en zie uit de verte dat er een paar kano’s in het water gelegd worden. Vier poloërs komen in actie. Als ik dichterbij kom herken ik van een paar het silhouet. Als jonge honden gaan ze achter de bal aan, proberen een goal te zetten en elkaar af te houden. Peddels spatten in het water.


Het is inmiddels bijna vier uur, de zon zakt weg achter de bomen en het wordt nu snel grijzer en kouder. Het schijnt de polojongens (deze keer alleen heren, vaak zijn er ook dames van de partij) niet te deren.


Op de steiger blijf ik nog even zitten kijken en schenk de laatste warme thee uit de thermo.

donderdag, november 15, 2007

Eilandspolder, lage weiden, hoge luchten

Kanotocht Eilandspolder, zondag 21 oktober 2007

Net buiten het dorp Driehuizen ligt ons start- en eindpunt voor een kanotocht met zijn vieren door de Eilandspolder. Het is de laatste oktoberzondag met zomertijd. Vanaf de dijk kijk ik ver de polder in. “Ziet er niet erg interessant uit” denk ik. “Vlak, groen, nogal saai en met een rommelige horizon. Niet veel bijzonders aan te zien”.

De tocht zit er op. We zijn een paar minuten geleden uitgestapt en hebben de kano’s naar de voet van de dijk getrokken. Ik laat mijn blik nog een keer over de polder gaan. “Hebben we daar gevaren? Lijkt toch niet zo bijzonder …”. Maar gelukkig weet ik beter.


Het contrast tussen een snelle blik vanaf de dijk met wat we onderweg hebben gezien is niet zo makkelijk te benoemen. We hebben een halve dag rondgezworven in een van die Noord Hollandse kano-juweeltjes: de Eilandspolder. Het water van sloten en vaarten ligt er maar nét onder het maaiveld en de luchten zijn er altijd hoger en groter dan je had verwacht.


Het vaargebied is kleinschalig, met poldervaarten die zich af en toe verbreden tot een klein meertje. Weilanden, rietkragen, zwermen vogels, in de verte de ringdijk en soms het silhouet van een molen, het dak van een stolpboerderij of een dorp.


Het veen is er nooit afgegraven zoals in de Schermer en de Beenster, waar in het verleden grote meren zijn ontstaan. Door verbeterde techniek van de watermolens konden die vanaf de 17de eeuw worden ‘drooggemaakt’ en ontstonden grootschalige geometrisch ingedeelde landbouwpolders. de Eilandspolder ligt daar ogenschijnlijk wat vergeten tussen in geklemd en werd het ook wel het Schermereiland genoemd. Het historische stadje De Rijp is de enige grotere plaats.


Voor je het weet zit je vanaf Driehuizen op het langwerpige meertje De Lei. Vandaar willen zuidoostelijk door de polder naar Graft. Het gaat al meteen mis als we De Lei verlaten. Waar ons kaartje een poldervaart aangeeft, stuiten we op een dam. We kiezen een andere route, maar dan openbaart zich meteen een volgend probleem.

Het water is niet veel dieper als het maaiveld boven het slootniveau uitsteekt. We scheppen modder met iedere peddelslag en het zuigt geweldig. Maar we hebben spieren en zijn in ons element. We schuiven langs geelbruin verkleurende rietkragen en toch nog onverwacht zien we achter een dijk het Raadhuisje van Graft opduiken.


In Graft passeren we huizen met boten, een kneuterig aangeharkt bungalowparkje, een vaart met fraaie knotwilgen op beide oevers en een uitnodigende bank op een landpunt. Maar we zijn nog niet aan een pauze toe.


De zon is ondertussen doorgebroken. Schuin voor ons zien we de twee kerktorens van De Rijp in de verte. We laten het stadje rechts liggen en slaan het noordelijke deel van de polder in.


We volgen eerst de Gouw, een lange en brede vaart die noordwaarts door de polder loopt. We varen langs oevers en eilanden die soms weelderig begroeid zijn met bosjes en hoge bomen, waarin de eerste herfstkleuren oplichten.


Hier en daar staan bamboestaken in het water met netten en palingfuiken waar we omheen moeten varen.


Als snel komen we bij een pauzeplaats, een aanlegsteiger met in de rietkraag een uitnodigend bordje `aanmeren toegestaan´ en een echte picknicktafel.


Na een uitgebreide pauze gaan verder naar het noorden, maar voor de afwisseling slaan we eerst rechtsaf een sloot in richting de Beemsterringvaart. Boven de ringdijk steekt het hoge dak van een stolpboerderij scherp af tegen de lucht.


Dan lopen we toch nog vast: weer een dam. Overdragen is hier niet moeilijk met die lage oevers, als je tenminste niet bang bent dat je met een voet wegzakt in de zompige veenkant. Even later zitten we op de Delft, een bredere en weer wat diepere vaart die naar het noorden gaat. En zowaar, bij de volgende zijsloot zien we wél een doorvaart naar de Gouw.


We passeren een zijsloot met een grote houten praam die hier zijn laatste rustplaats gevonden heeft. Het doet me denken aan de Romeinse schepen die een paar jaar geleden in Leidsche Rijn en Woerden zijn opgegraven: half vergaan maar toch nog robuust. Het riet groeit er even hoog in als langs de kant ernaast. Een mooi symbool voor de eeuwenlange verbinding tussen boeren, land en water in dit gebied.


We zitten op een kanoroute, maar die komt niet overeen met routes die op ons kaartje staan. Maar verdwalen kun je hier niet, het gebied heeft een overzichtelijke structuur. Ter hoogte van poldermolen de Havik die aan de westelijke ringdijk ligt gaan linksaf. Overal in de weilanden naast ons zitten ganzen, eenden en andere watervogels die telkens in grote groepen opvliegen als wij dichterbij komen.


Ik vaar in de achterhoede, omdat ik af en toe stop om foto’s te maken. Maar nu ik wil eigenlijk voorop varen om dichter bij de opvliegende vogels te komen. Ik zet er flink de peddel in, maar dat valt tegen! Iedere poging om boven kruissnelheid te komen wordt genadeloos afgeremd door de zuigende bodem. Ik peddel me een breuk, ik kom heel langzaam naar voren maar haal de kopgroep niet in. Mijn kano-zelfbeeld (“ik haal ze wel even in”) loopt toch even een kleine deuk op.


Als we de Gouw passeren wordt het weer dieper. Ik vaar voorop en ineens zie ik op een open plek met plat riet een lichtbruine schim. Het duurt een moment, maar dan realiseer ik me dat ik op nog geen drie meter afstand langs een vosje glijd. Het is net een klein model herdershond met een scherp kopje. Het witte borsthaar contrasteert met het goudbruin van de rest van zijn vacht. Hij blijft stil zitten en kijkt me waakzaam aan.


Recht voor ons steekt de molen De Havik boven het riet uit, bruingrijs en robuust. Het jaartal geeft 1576 aan maar De Havik is hier pas in 1861 geplaatst. Oorspronkelijk stond hij aan de Beemsterringvaart.


De molen is ons keerpunt. Van hier gaan we zuidwaarts. Bij de eerste de beste plek leggen we aan voor een pauze. Het is niet meer dan een boerenbrug met een stukje beschoeiing, maar we kunnen er droog zitten met onze thermosflessen, laatste boterhammen en stroopwafels.


Na de pauze varen we vrij snel rechtsaf naar de eerste huizen van Grootschermer. Net voor het dorp lopen we weer vast op een dam. Aan te grondwerk te zien ligt die er nog geen twee maanden. Dus nog maar een keer overdragen. En je raad het al, even verderop passeren we een zijsloot naar de Gouw zónder barrière.


We passeren een witte ophaalbrug en het kerkje van Grootschermer met zijn ranke torenspits. De goudkleurige wijzers van de torenklok staan op 10 voor drie.



We hebben nog een klein uur te gaan voordat we in Driehuizen zijn. Een boer staat met zijn schapen in een brede stalen praam en wijst ons waar rechtsaf moeten naar het buurtschap Noordeinde.


Wat kan ik me nog herinneren van dat laatste stuk …. dat ik onder het peddelen vooral aan het vertellen was over mijn werk. Ergens in mijn hoofd zweeft het vage beeld van een driehoekig meertje dat zich direct achter Noordeinde opent. Huizen aan het water, gevelpunten in donkergroen hout en afgebiesd met witte daklijsten. Alleen met behulp van een foto wordt het beeld weer scherper.


Op de kaart zie ik dat we via de Lange Sloot zijn teruggevaren naar de Lei, bijna het eindpunt. Hoe was de Lei in het late middaglicht? Een volgende keer toch maar meer om me heen kijken. Of misschien nog eens terug naar dit kanojuweeltje, in een ander jaargetij, met een ander licht, ander weer, met dezelfde of andere kanomaatjes, of helemaal alleen.

zondag, juni 17, 2007

Over de Linge van Tiel naar Buren

Kanotocht over de Lingen, 22 april 2007

Eind april stond de Linge weer eens op het toerprogramma van
de Utrechtse Kano Club, deze keer het stuk van Tiel naar Buren.
Het werd een ontspannen tocht met prachtig lenteweer.


De startplek ligt net ten noorden van Tiel, waar de Linge het Amsterdam Rijnkanaal gepasseerd is. De Linge maakt een grote boog door het Betuwse landschap. Even vóór Geldermalsen vaar je over het riviertje de Korne naar het historische stadje Buren. Hemelsbreed liggen start en eindplek maar een paar kilometer van elkaar, dus dat is makkelijk voor een snelle autopendel.

Om 12.15 uur liggen we in het water om aan een 19 km lange tocht over licht stromend water te beginnen. Wie nog een kanojack aan heeft pelt dat snel af, want het is er gewoonweg te warm voor.

Met wijde bochten kronkelen we door het boerenland. Weilanden, boomgaarden, fruitboerderijen, af en toe een statig landhuis en dorpjes als Kapel-Avezaath en Wadenooijen.

Koeien die tot aan hun buik in de rivier staan. Het is vooral landelijk en rustig.

Er zijn drie stuwen waar we moeten overdragen. Daardoor zijn er op dit deel van de Linge geen motorboten. In minder dan een uur zijn we bij de eerste stuw. We merken dat het ondanks een ontspannen vaartempo toch wel opschiet. Dat beetje stroom van die Linge maakt nét het verschil.

Bij de stuw zijn wat vakantiehuisjes tussen bloeiende fruitbomen en een kanoverhuur en voor ons een picknicktafel waar we uitgebreid lunchen.

Een flinke groep van een kanoclub legt hier even later ook aan. Ze zullen ons later nog een keer inhalen, het zijn duidelijk meer ´prestatievaarders´ dan wij. Vanaf het water zien we hoog boven ons op de dijk twee fietsers in een bijna verstild silhouet. Er hangt een vlaggetjesslinger tussen de populieren en ook bij de boerderij even verderop. Feest op zondag??

Een paar kilometer verder komen we in een ander landschap. Na het passeren van de A/15 duikt opeens de Betuwelijn op en die domineert de linker oever tot aan de tweede stuw.

We hebben nu 12 km gevaren en de groene oevers bij de stuw bieden ons een tweede pauzeplek.’’Komen we hier nog ooit weg?’’ is de onuitgesproken bijna retorische vraag die loom boven ons hangt.

Even na de derde stuw varen we rechtsaf de Korne op. Met haar opvallend hoge oevers en de stroom tegen geeft dit riviertje toch weer een ander beeld geeft dan de Linge.

Naar Buren is het nu niet ver meer. Na ruim 2 km duikt het kerktorentje op dat dromerig langs de Kornedijk ligt.

Het stadje is even verder en we besluiten om Buren per kano te bekijken. Dat is zeker de moeite waard. Vanaf de Korne hebben we een mooi zicht op de vestingmuren met daarachter de gevels van fraai gerestaureerde huizen en gebouwen.

Als we het stadje bijna gepasseerd zijn zien we in de verte een stuw in de Korne opduiken. Dat is voor ons het teken om te keren. Tegenover het kerkje aan de Kornedijk klimmen we voldaan en door de zon gestoofd de kant op.

Deze Lingetocht was voor mij een herkansing. In april 2005 organiseerde ik een toertocht over de Linge van Geldermalsen naar Asperen. Dat was mooi varen over de misschien wel meest kronkelende rivier van Nederland. Maar het traject van Beesd tot voorbij Rhenoy is ook kampioen bordjes ‘verboden toegang’ langs de oever, die vaak in beslag genomen wordt door privé tuinen met privé steigers.

Ook is er vrij veel pleziervaart. Daardoor kreeg dat stuk van de Linge toch een paar minpunten van mij. Het traject van Tiel naar Buren is landelijker en wat minder gecultiveerd. Ondanks het stuk met de Betuwelijn en de drie stuwtjes met overdragen heeft dit deel van de Linge toch wel het meest mijn hart gestolen.